21-09-2015
21-09-2015

Zwartwassen versus witwassen

Zwartwassen - een merkwaardige ongebruikelijke transactie
Een artikel van Peter Diekman, partner bij BDO

Artikel 20 van de derde EU anti-witwasrichtlijn stelt de eis om bijzondere aandacht te besteden aan elke activiteit die van nature bijzonder geschikt wordt geacht om verband te houden met witwassen of financiering van terrorisme.

Het gaat daarbij om complexe of ongewoon grote transacties en alle ongebruikelijke transactiepatronen zonder een duidelijk economisch of merkbaar rechtmatig doel.

Zwartwassen is nadrukkelijk geen witwassen. Waar het bij witwassen juridisch moet gaan om verhulling van voorwerpen of geld verkregen uit enig misdrijf, gaat het bij zwartwassen precies om het omgekeerde. Het geld is afkomstig uit legale bedrijfsactiviteiten. Het gaat ook niet om de vraag waar het geld vandaan komt, maar om hoe het wordt aangewend.

Een voorbeeld dat in de accountantspraktijk voorkomt betreft de controlecliënt A die goederen levert aan een buitenlandse afnemer B. B verzoekt om een factuur van 110 procent van de waarde van de goederen en verzoekt vervolgens om tien procent van de waarde vanuit Nederland over te boeken naar een bankrekening in Liechtenstein. A voldoet aan het verzoek en de vraag komt nu op of sprake is van een ongebruikelijke transactie in de zin van de Wwft.

Redenerend vanuit artikel 420bis WSr is geen sprake van witwassen. Er is immers geen geld voorhanden dat is verkregen uit enig misdrijf. Je zou nog kunnen betogen dat de tien procent extra geld die A ontvangt en later doorboekt naar Liechtenstein is verkregen naar aanleiding van een valse factuur (artikel 225 WSr). In het handelsverkeer zijn prijzen echter vrij en niemand wordt misleid door de factuur van 110 procent: B heeft er immers nadrukkelijk om gevraagd.

Of een procedure op grond van valsheid in geschrifte onder deze omstandigheden kans van slagen heeft is niet zeker. Als dat wel het geval is, dan kan vervolgens ook worden betoogd dat A zich schuldig maakt aan witwassen, er is dan immers sprake van geld dat is verkregen uit enig misdrijf. Maar als zo’n procedure niet zou slagen, betekent dat dan dat A vrijuit gaat? Naar mijn oordeel niet.

In de eerste plaats is de transactie ongebruikelijk. In de tweede plaats is het aannemelijk dat het afromen van tien procent van de factuurwaarde naar een bankrekening in Liechtenstein buiten het zicht van de autoriteiten wordt gehouden in het land van B.

Een melding van de accountant aan de Financial Intelligence Unit (FIU) leidt ertoe dat deze de melding zal doorzetten naar de collega-FIU in het land van B. Zeker als B in meer landen zulke transacties doet, zullen meer van dit soort internationale meldingen worden doorgegeven. De autoriteiten in het land van B kunnen op grond daarvan tot de conclusie komen dat B belastingontduiking pleegt.

Wanneer dit bewezen wordt verklaard, is daarmee A medeplichtig aan belastingontduiking (artikel 48 WStr). Immers, er zijn opzettelijk gelegenheid en middelen verschaft om belastingontduiking te kunnen plegen. Hiermee is ook sprake van het gronddelict voor witwassen.

De accountant die deze transactie waarneemt moet zich afvragen of sprake is van '…een duidelijk economisch of merkbaar rechtmatig doel'. Zo niet, dan is melding aan de FIE noodzakelijk, waarmee de accountant op een goede manier invulling geeft aan de poortwachterfunctie die hij heeft.

Bron: Accountant.nl

Terug naar het nieuwsoverzicht

IIA Nederland

088-0037100
iia@iia.nl
Burgemeester Stramanweg 105F
1101 AA Amsterdam
Contact opnemen

Audit Magazine

Audit Magazine

Lidmaatschap

IIA is dé toonaangevende beroepsorganisatie voor internal auditors. Een lidmaatschap laat u delen in de collectieve kennis van alle vakgenoten in de wereld.
Meer informatie