
In 2013 voerde De Nederlandsche Bank (DNB) een onderzoek uit naar de internal audit functie (IAF) bij de Nederlandse banken. Daarbij kwam op een bepaald punt de uitdagende vraag naar voren: “Wanneer is een IAF eigenlijk als effectief te beschouwen?”. In de gesprekken die we als IIA-bestuur met DNB daarover hadden, worstelden we aan beide kanten met deze vraag. Duidelijk was toen al wel dat er vele facetten zijn die in het antwoord op deze vraag een rol spelen. Ongeveer anderhalf jaar geleden startte een aantal internal auditors, afkomstig uit de financiële industrie, met een discussie over dit onderwerp. Nationaal en internationaal werd geïnventariseerd wat er beschikbaar was aan normenkaders, best practices en performance-indicatoren. Veel gesprekken en veel discussies vonden plaats om te duiden wat in welke mate kon bijdragen aan de zojuist weergegeven uitdagende vraag. Een dankwoord is dan ook verschuldigd aan eenieder die vanuit zijn of haar eigen achtergrond input heeft geleverd om tot dit resultaat te komen. Omdat die groep nogal wisselend is geweest, laat ik naamvermelding achterwege. Een naam die echter wel genoemd moet en mag worden, is die van Dennis Webbers. Hij was namelijk degene die zich onvermoeibaar toonde op de momenten dat het onderwerp even te diffuus leek om af te ronden. ‘When the going gets tough, the tough get going’. Zijn we erin geslaagd om een antwoord te geven op de vraag wanneer een IAF effectief is? Ik durf het niet met zekerheid te zeggen, omdat het antwoord op deze vraag van vele factoren afhankelijk is, bijvoorbeeld: in welke industrie opereer je, hoe is je missie verwoord, en hoe werk je samen met bestuur, commissarissen en de externe accountant? Hoe dan ook kan iedereen die kennis neemt van dit boekwerk, daarna voor zichzelf een aantal relevante indicatoren selecteren en komen tot een volwassen performance-meting en rapportage daarover. En dat is een enorme winst!